d'n HaDeejer december 2016

d ’ n hadee j er 47 Het is vrijdagochtend voor kerstmis en op het plein staat de stal al klaar. ‘Met een echt schaap en een echte ezel!’ Sanne huppelt zingend achter moeder aan, die met de kinderwagen naar de bakker loopt. Daan blijft bij het hekje staan. De beelden van Maria en Jozef staan naast de kribbe. In de houten bak ligt het kindje al klaar. Wat raar, denkt Daan. Jezus wordt toch pas met kerstmis geboren? Waarom ligt die pop er al in? Hij kijkt om zich heen. Niemand let op hem. Hij springt over het hekje en rent naar de kribbe. Snel haalt hij de babypop eruit en legt hem achter de hooibalen. Een beetje hooi eroverheen, klaar. De kribbe is leeg. ‘Leg jij het brood in de mand?’ Mama pakt de baby uit de wagen en houdt hem tegen zich aan. ‘Dan geef ik Joris de fles. ‘Grote jongen!’ zegt mama als hij zegt dat alles is opgeruimd. Hij kruipt naast haar op de bank en strekt zijn handen uit naar Joris. Even knuffelen. Joris voelt zacht en warm en ruikt een beetje zurig. Zou baby Jezus ook zo geroken hebben? Hij denkt aan de babypop, die koud en eenzaam onder het hooi ligt. Wacht maar, denkt hij, morgen mag je geboren worden. Even later komt papa thuis. Hij heeft zijn telefoon nog in zijn hand als hij Daan een knuffel geeft. ‘Heb je het al gelezen?’ vraagt hij mama. ‘Echt achterlijk. Iemand heeft Jezus uit de kerststal gestolen.’ ‘Hoe bedoel je?’ Mama kijkt hem vragend aan. ‘Welke kerststal?’ ‘Die op het plein,’ zegt papa. ‘Die van Jong Nederland.’ ‘Wat erg. Hoe kan iemand dat nou doen?’ ‘Vandalen zijn het,’ zegt papa. ‘Of mensen die tegen kerstmis zijn.’ ‘Wat zijn vandalen?’ vraagt Daan. Zijn stem bibbert een beetje. ‘Boeven,’ zegt papa. ‘Die horen in de gevangenis.’ Daan doet zijn mond open. Maar er komt geen geluid uit. De gevangenis? ‘Wat is er Daantje?’ Moeder strijkt door zijn haar en pakt Joris weer van hem over. ‘Niks,’ zegt Daan. De gevangenis in? Die andere mensen moeten naar de gevangenis. Die baby Jezus te vroeg in de kribbe hebben gelegd. Hij krijgt een beetje buikpijn. De volgende ochtend is het kerstmis. Daan is heel vroeg wakker. Stilletjes sluipt hij de trap af, de kamer in en zet de lichtjes van de kerstboom aan. Zo mooi! In de speelkamer staat de kribbe die hij gister met Sanne heeft gemaakt. Een doos met stro van Jasper, het konijn van Sanne, en een blauwe sjaal met sterretjes van mama. Die neemt hij mee, want het is veel te koud voor een baby buiten. Voorzichtig haalt hij de schuif van de achterdeur. De sneeuw kraakt onder zijn voeten als hij over het plein naar de kerststal loopt. De kribbe is gelukkig nog leeg. Zijn handen bevriezen bijna als hij de pop onder het hooi vandaan haalt. Voorzichtig wikkelt hij baby Jezus in de blauwe sjaal en legt hem in de kribbe. De dieren zijn er niet, zouden ze die ’s nachts ergens in een stal zetten? Er rijdt een auto langs en geschrokken rent Daan terug naar huis. ‘Waar kom jij vandaan?’ Papa staat met één laars aan in de bijkeuken. Binnen staat mama te huilen in de telefoon. Daan begint te bibberen. ‘I-ik w-w-was bij je-je-jezus.’ En hij vertelt het hele verhaal. Dat baby Jezus te vroeg in de kribbe lag. En dat hij nu lekker warm in mama’s mooie sjaal ligt. Intussen is Sanne ook beneden en mama haalt Joris. Dat brengt Daan op een idee. Hij zet zijn mok neer en rent naar de speelkamer. Daar pakt hij de kribbe en sleurt die achter zich aan naar de kamer, naar de kerstboom. ‘Mama?’ vraagt hij met zijn allerliefste stem. ‘Mag Joris vandaag kindje Jezus zijn? Hij heeft de sjaal niet nodig, het is warm genoeg hier. Dan hebben wij een echte kerstbaby!’ De kribbe Tekst: Margriet Cobben Illustratie Streep en Krul

RkJQdWJsaXNoZXIy MjU2Mzc=