d'n Hadeejer augustus 2014

d’n HaDeejer | 43 Hurricane Typhoon Dagboekfragment cHrist Habraken, zaterDag 7 oktober ‘ Het is erg mistig weer. Ik ben niet naar de kerk geweest. Maria ook niet. In de schuilkelder met Maria gebid uit mijn kerkboek. Ook allen gezamenlijk een extra rozenhoedje gebid. Het was zondagmorgen weer heel rumoerig in de schuilkelder. Er werd gebruist over allerlei kleinigheden. Het is wel heel jammer dat een gezamelijke buurt in de hoogsten oorlogsnood nog niet in vrede kunnen leven. Zal er op die manier dan ook wel ooit een wereldvrede komen?’ geboren: Mari Mikkers Bij slager Wim Cooijmans (op de plek waar nu Thelma Kado’s gevestigd is) was ook een schuilkelder in gebruik. Toon en Mien Mikkers zaten daar onder andere met vier kinderen. Mien was hoogzwanger van de vijfde. Met de vakkundige helpende hand van dokter Lebeau zag Mari Mikkers op 23 september het levenslicht. De boreling zelf over deze gebeurtenis: “Uiteraard heb ik het van horen zeggen. Eigenlijk het enige dat ik er van weet, is dat de vader van Govert Juijn, Janus, met anderen moeder naar en in de schuilkelder geholpen heeft.” aFgebranD Bij de luchtaanval van 26 september gaat ook het huis van Janus Juijn aan de St. Servatiusstraat in vlammen op. Govert Juijn was negen jaar oud, maar herinnert het zich nog als de dag van gisteren. ”Het regende mitrailleurvuur en raketbommen. We vluchtten met moeder, drie kinderen, buurvrouw Drieka Pijnappels en ‘oom Stravers’, een Rotterdammer, kennis van vader die bij ons op vakantie was, naar de kelder. Vader was op dat moment in de schuilkelder van Cooijmans en wilde na de eerste aanval uiteraard naar zijn gezin. Gelukkig werd hij tegengehouden, de tweede aanval volgde direct. ‘Ik ruik brand’, heb ik gezegd. Dat zinnetje vergeet ik nooit meer. Zo snel mogelijk vlogen we de kelder uit, de gang stond al vol met rook. Het huis brandde tot de grond toe af, alles waren we kwijt. Drie weken lang hebben we dezelfde kleren gedragen. Het was een rare tijd. Ieder voor zich. Vader heeft vaak verteld dat hij in de winter ergens om een jas vroeg. Een vogelverschrikker kleedde je er nog niet mee aan. We zijn toen naar oom Johan Juijn in de Heilaren gegaan, een boerderij met de naam ‘De Welstand’ (nu nummer 21, red.) Cor en Sientje van der Aa met gezin en Kees de Raden hadden bij oom Johan en tante Nolda ook onderdak.” Op donderdag 12 oktober zijn Johan Juijn en Janus met zijn oudste zoon Gerard aan het aardappelen rooien op het land tegenover de Protestante Kerk. Buurjongetje ‘Jentje’ van der Aa helpt ook een handje mee. Johan wordt getroffen door een afgedwaalde granaatscherf en overlijdt een paar dagen later aan zijn verwondingen. De oorlog laat zijn sporen na, ook in Dinther en Heeswijk. ‘kloosterslot’ In Heeswijk was de Abdij van Berne en het gymnasium, dat toen nog onder het bewind van de Abdij viel, een toevluchtsoord voor velen. In het gymnasium hebben in totaal 170 mensen in de kelders vertoefd. Het enigst kind van Frans en Tonnie van Grinsven kwam in de schuilkelder te overlijden, een zoontje Mari, zes weken oud. In de kelders van de Abdij vonden 74 mensen beschutting voor het oorlogsgeweld. Abt Milo Ondersteijn hief per hoge uitzondering het zgn.’Kloosterslot’ op. Het verbod op vrouwen binnen de kloostermuren. De ‘gegoede burgerij’ was binnen de Abdijmuren gehuisvest. Onder andere de familie Van Oorschot, pastoor Scheepers, kapelaan en pastoorsmeid, hoofdonderwijzer van Lindert en gemeentesecretaris Langemeijer. Later vroegen de Zusters van J.M.J. uit het ook zwaar gehavende Berlicum om onderdak, en die van het Moederhuis uit Den Bosch. Ook zestig Jezuïeten uit het klooster Mariëndaal bij Grave kwamen in het gymnasium terecht. De familie Harrie Verbakel moest ook uit hun huis vluchten op de dag van het rampzalige bombardement op de 26e september. Hun achterhuis werd geraakt door een mortier. Toon Verbakel: “Moeder bracht de jongste, Henk, zes weken oud, van de slaapkamer boven naar beneden op haar arm.

RkJQdWJsaXNoZXIy MjU2Mzc=