d'n Hadeejer april 2012

2 2 1 Op de boerderij had ik wijwatervaatjes verzameld, die vond ik mooi. Op het lest kon ik er geen meer vinden. Mijn kinderen zeiden dat ik er geen plaats voor had, maar wel hoor, ik hang alles vol. Ik weet niet of iemand die wil hebben als ik dood ben.” 2 “Deze klederdracht figuren heb ik zelf in elkaar gefriemeld van klei en daarna geverfd. Ik had een oventje waarin ik ze bakte. Als er maar één luchtbelletje in zat, plofte het kapot. Totaal zijn er 65 gelukt. Als leste maakte ik een modernere versie, die ik veel als kraam cadeau heb weggegeven.” 3 “Mijn ogen zijn zo slecht, ik zie geen lijntjes meer. Dus ben ik nu aan het blindschilderen. Ik hou veul van kleur en doe extra dikke klodders over elkaar hene. De kleuren zie ik nog wel. Ons Lianne koopt voor mij de verf bij de Kwast. Soms klieder ik alles onder en zit het aan mijn mouw maar dat maakt mij niet uit.” 4 “In deze stoel breng ik uren door, het is mijn nestje, aan de tafel in de keuken. Als de mensen langs komen fietsen, zien ze mijn kupke net boven het raam uitsteken. Dan komen ze hier bij mèn aan de tafel zitten. En soms komt de buurvrouw een wijntje vatte, want die lusten we nog gère. Maar ’s avonds zijn ze niet welkom, de avond is van mèn”. 5 “Mijn man was ruiter, en was lid van de vereniging Ros Beiaard. We gingen samen met een rijtuig naar concours of we zaten met een stel achter op de platte kar. Dit witte paard heb ik van Paul van ons Lianne gekregen, de rest heb ik zelf gekocht.” 1 4 3 5

RkJQdWJsaXNoZXIy MjU2Mzc=