d'n Hadeejer april 2008

19 efkes moeten bellen niet?”Tja, nuchterheid is een eigenschap waarvan al snel duidelijk wordt dat Lien van Driel – Spierings niets tekort van komt. Honderd jaar wordt ze op 20 mei, maar de handdruk is nog ongekend ferm. Praten gaat af en toe wat moeilijk, maar gelukkig kan Annemie de gedachten lezen. De ogen staan helder en hoewel de rollator bij het lopen nodig is, is de tred soepeltjes. ”Sinds ze vlak voor haar 94ste verjaardag haar heup brak, heeft ze wel wat hulp bij het lopen nodig”, zegt Annemie. Feesttent Lien van Driel werd bijna honderd jaar geleden geboren als Lien Spierings in Den Dungen. Een jeugd op het boerenland. “Iedere ochtend voordat ik naar school ging, bracht ik de stieren naar de wei”, vertelt Lien. Op haar vijftiende ging ze werken als pastoorsmeid in het Noord-Hollandse Uitgeest. Ver weg van het vertrouwde Brabant, maar toch hield ze het er twee jaar uit. “Ik werkte daar graag in tuin, met de pastoor. En iedere ochtend luidde ik de klokken. Ik ben altijd heel gelovig geweest, een goed katholiek. Nog steeds bid ik elke dat twee gebedjes, natuurlijk doe ik dat”, zegt Lien terwijl ze zonder te haperen het ‘Lieve Heertje voor ik ga slapen….’ opzegt. “Onze lieve Heer heeft altijd goed over me gewaakt.” Een kleinzoon komt van het werk. Die zegt een beetje spottend ‘Jij wordt toch geen honderd?’, waarop Lien hem meteen van repliek dient: ‘Doar witte gij niks vanaf..’ Vilein, maar de ogen glunderen… Na twee jaar ging ze terug naar Brabant en tijdens een kermis ontmoette Lien in de feesttent Hein van Driel uit Heeswijk. In 1934 was er de verhuizing naar Heeswijk. Hein woonde in het huis op de hoek van de Hoofdstraat en de Dokter Boutkantstraat, waar hij een bakkerij met winkel had. “Overigens met een paardenstal achter de bakkerij, dat zou nu ten strengste verboden zijn”, lacht Annemie. ”We trouwden in de kerk om 8 uur ’s morgens, tijdens de mis. Zo ging dat toen”, zegt Lien. Na drie jaar kwam de pastoor aan de deur, er waren nog geen kinderen. Al snel kon het paar de geestelijke geruststellen: Lien raakte zwanger en uiteindelijk kwamen er tien nakomelingen. Hein stierf in 1981. “We hebben ons pap op het sterfbed moeten beloven dat we ons mam niet naar een bejaardenhuis zouden laten gaan”, zegt Annemie, die na een kleine verbouwing van het huis tegenover het ouderlijke huis haar moeder op latere leeftijd in huis nam. Paarden Iemand die honderd jaar wordt, heeft natuurlijk zo ontzettend veel meegemaakt, dat het niet even in een paar zinnen samen te vatten is. Herinneringen zijn er veel, ze onder woorden brengen bij een vreemde is een ander verhaal. Over de oorlog en het schuilen in de kelder bij Van Lith praat ze bijvoorbeeld liever niet, maar als het over de 31 (achter)kleinkinderen of over paarden gaat, beginnen de ogen weer te glunderen: “Met de paarden op concours, dat was echt mooi om mee te maken. Of met de ponykar naar oma in Den Dungen, dat was echt een dagje uit.” Ook de tram (!) die door Heeswijk en Dinther liep kan Lien zich nog goed voor de geest halen. “We lagen te schudden in bed als de tram langs kwam, zo dicht kwam die langs het huis.” Zwarte trouwjurk Op verzoek worden foto-albums voor de dag gehaald. Lien in een zwarte trouwjurk (‘Dat was toen gewoon’) tijdens haar trouwdag in 1934. Met het hele gezin op de Molenberg waar werkelijk nog een molen stond, en verder niets. “Ik heb veel zien veranderen natuurlijk”, zegt ze. “Maar met de komst van de wasmachine was je wel blij, hè mam”, grapt Annemie. Over was gesproken: tot haar negentigste ging Lien nog strijken bij diverse van haar kinderen. Nu brengt ze haar dagen vooral thuis door, twee dagen in de week gaat ze naar een bungalow van het verzorgingstehuis, daar wordt een kaartje gelegd of een spelletje gedaan. “Ik kan nog goed meedoen”, zo stelt ze. Thuis kijkt ze veel televisie, jarenlang waren The Bold & The Beautiful en As the world turns favorieten. Naar het Journaal kijkt ze niet zo veel meer: “Al die ellende, daar vind ik niks aan.” Of ze zit in haar stoel voor het raam, te ‘blieken’ zoals ze zelf zegt. Of ze slaapt. Iedere avond is er iemand van de familie voor gezelschap. “We kunnen haar niet meer alleen laten, zeker niet sinds de heupbreuk een paar jaar geleden”, verklaart Annemie. “Hoe wij als kinderen ermee omgaan? Ach, het sluipt er een beetje in hè. En dan opeens besef je dat ze bijna honderd is. Dat ze ouder wordt, beginnen we ook te merken, bijvoorbeeld aan haar korte termijngeheugen.” Onderzoek Lien heeft veel mensen overleefd. Haar man Hein, een kind en een paar schoonkinderen. Maar de genen in de familie zijn sterk: haar zus Kee stierf een maand voordat ze 101 zou worden, haar oudste zus werd 98 en een ander 95. Alleen Lien leeft nog, als enige van een generatie. Opvallend genoeg voor de Leidse Universiteit om er een onderzoek aan te wijden. “Op die manier willen ze zien of het alleen in de genen zit dat iemand honderd wordt, of dat de invloed van andere factoren ook groot is”, zegt Annemie. Familieleden deden mee aan het onderzoek waarbij naast bloedprikken en slijm opvangen ook gekeken wordt naar het eetpatroon. “Dat zal nog wel een paar jaar duren.” “Verder heeft ons mam nooit iets bijzonders gedaan of gelaten. Nooit gerookt bijvoorbeeld, maar wel enorm veel gesnoept”, zegt Annemie, terwijl ze wijst naar de blikjes snoep en toffees op tafel. “Daar moet altijd genoeg van in huis zijn!” “Goed eten”, vult Lien aan. “Dat heb ik altijd gedaan, en niet moeilijk doen over gerei dat over de datum is, of een gedutste appel, ik eet het altijd op. En iedere morgen beschuitjes met gerookt vlees. Maar ik zou jou echt niet kunnen vertellen hoe je honderd wordt.” “En onze lieve Heer heeft het altijd goed met me voor gehad. Ik heb mijn heup gebroken, mijn man vroeg verloren, een kind op jonge leeftijd moeten afstaan en ik ben twee keer aan mijn ogen geopereerd”, zegt Lien om aan te geven dat haar in een eeuw eigenlijk best veel bespaard is gebleven. Lien kijkt naar buiten, gedachten dwalen zichtbaar af. De vermoeidheid van een dagje ‘bungalow’ en een verslaggeefster op bezoek beginnen hun tol te eisen. Dan opeens: “Weet je wat ik wel nog graag zou willen? In de tuin werken. Dat wou ik dat ik nog eens kon…” De blik dwaalt weer af. Even later staat ze kwiek op uit de stoel. De rollator is het volgende houvast. Het is etenstijd en dus tijd om afscheid te nemen. Nog een laatste lach, nog een laatste handdruk. En vermoeid of niet: die is nog steeds stevig. AvdA ‘Iedere morgen beschuitjes met gerookt vlees’

RkJQdWJsaXNoZXIy MjU2Mzc=